“Je moet over je grenzen durven denken en kijken.”
Sinds 1994 behandelt psychiater Jan van Stek vrijwel uitsluitend mensen met een verstandelijke beperking, variërend van licht tot zeer ernstig beperkt. Hij werkt consultatief en poliklinisch, en combineert in zijn benadering elementen uit de psychotherapie en systeemtherapie. Jan zoekt steeds actief aansluiting bij de patiënt en is nieuwsgierig naar de context waarin de klachten zijn ontstaan. Door te begrijpen wat er speelt, zoekt hij samen met de patiënt en de omgeving naar een behandeling die past.
In dit blog vertelt Jan over zijn werk als psychiater met mensen met een verstandelijke beperking. Hij gaat in op waarom de samenwerking tussen de VG-zorg en de GGZ soms complex is, en wat zorgprofessionals kunnen doen om beter aan te sluiten bij mensen met een verstandelijke beperking.
Meer dan alleen psychiatrie
“Psychiatrie is een leuk vak”, zegt Jan glimlachend, “en juist extra interessant met mensen met een verstandelijke beperking, omdat je het nooit alleen kunt. Je kunt het als begeleider, pedagoog, psycholoog, arts VG, en óók als psychiater niet alleen. Je móet het met elkaar doen. Het samen staan voor de kwaliteit van leven van de patiënt of cliënt, dat is het mooie van dit werk.”
Jan vertelt dat psychiatrie bij mensen met een verstandelijke beperking om een andere kijk vraagt. “Binnen de psychiatrie vind ik het denken in groepen, en niet alleen in individuen, heel belangrijk”, legt Jan uit. “Hoe hoort iemand in zijn systeem? Dat is een vraag die ik mezelf vaak stel, én zeker bij mensen met een verstandelijke beperking. Ze komen uit een familie, ze wonen in groepen en hebben te maken met verschillende vormen van zorg waar ze zelf niet voor gekozen hebben. Dat maakt het extra relevant om niet alleen naar de persoon zelf te kijken, maar ook naar de context.”
Volgens Jan heb je een brede blik nodig. “In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking heb je je hele psychiatrische kennis nodig, maar ook daarbuiten. Je moet ook iets weten van neurologie en genetica. Je hoeft niet overal specialist in te zijn, maar je moet wel over je eigen grenzen durven denken en kijken.”
Onbekend maakt onbemind
“In de psychiatrie is er vaak huiver als het gaat om de behandeling van mensen met een verstandelijke beperking”, vertelt Jan. “Men denkt al snel ‘dit kunnen wij niet, dit hoort ergens anders thuis’. Psychiaters vinden het bijvoorbeeld lastig om met mensen met een verstandelijke beperking te praten.”
Die terughoudendheid ziet hij ook binnen de VG-zorg. “Als iemand moeilijk of onbegrepen gedrag laat zien, dan wordt dat soms snel bestempeld als psychiatrisch. En dan zeggen ze ‘dit kunnen wij niet meer’. Als het spannend wordt, wordt er vaker naar elkaar gewezen en wordt het probleem niet opgelost.”
Volgens Jan ligt een belangrijke oorzaak in het gebrek aan kennis en ervaring, en dat begint al vroeg. “In de studie geneeskunde blijft de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking onderbelicht. In de opleiding tot psychiater hoor je er nauwelijks iets over.”
Daarnaast speelt de manier van denken binnen de GGZ een rol. “Er wordt nog gewerkt vanuit het medisch model. Vanuit de DSM wordt al snel gedacht: dit is het label, dit is het behandelplan. Daar zit nu wel een kentering in, maar er is nog te weinig ruimte voor complex denken.”Juist daarin verschilt de VG-zorg, merkt Jan op. “In de VG-zorg wordt veel meer gekeken naar iemands mogelijkheden, naar kwaliteit van leven.”
Toch is hij hoopvol. “Er verschijnen steeds meer publicaties en er is groeiende aandacht voor deze doelgroep. Psychiaters Floortje Scheepers en Jim van Os zijn hier ook veelvuldig mee bezig. Het zou enorm helpen als we er samen – VG-zorg en GGZ – serieuzer naar gaan kijken.”
Wetgeving als extra barrière
Ook op juridisch niveau is er een knelpunt. “Sinds de invoering van de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) vervangen, zijn er eigenlijk twee zorgwerelden ontstaan. En dat levert problemen op, vooral als er sprake is van gedwongen opname.”
Jan geeft een voorbeeld: “Als iemand onvrijwillig moet worden opgenomen, dan is de vraag wat de grondslag is. Als iemand psychotisch wordt, maar vanuit de VG-zorg komt, dan zegt de GGZ ‘dit is een psychose ten gevolge van overvraging en dat valt niet onder psychiatrie, dus wij kunnen hem of haar niet opnemen’. Dan moet de behandeling dus plaatsvinden via de Wzd. Iemand die onder de Wzd valt, kun je niet zomaar overplaatsen naar de psychiatrie. Dan moet eerst via de rechter de Wzd-machtiging worden opgeheven en een nieuwe zorgmachtiging worden aangevraagd. Dat maakt het extra ingewikkeld.”
Het begint met sensitiviteit
Jan legt uit hoe je in de spreekkamer het beste aansluiting kunt vinden met mensen met een verstandelijke beperking. “Het begint allemaal met sensitiviteit: je openstellen voor je cliënt en echt aansluiting willen maken. En dat vergeten we nog weleens in de waan van de dag. Wat ik zelf altijd zeg: als je met iemand in gesprek bent, blijf sensitief. Gebruik je voelhorens: komt wat jij zegt wel aan? Begrijpt de ander je eigenlijk wel?” legt Jan uit.
“Wees je bewust van het niveau waarop je spreekt. Soms zit je tegenover iemand en moet je kunnen aanvoelen of je bijvoorbeeld eigenlijk met een vierjarige in gesprek bent. Dan moet je niet vanuit je gewone doen handelen. Je moet bijvoorbeeld dingen vaker herhalen, of voor thuis extra hulp organiseren, zodat je echt kunt overbrengen wat je in de spreekkamer hebt besproken.”
Congres Psychiatrie in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
Tijdens dit congres staan het herkennen van psychiatrische problematiek bij mensen met een verstandelijke beperking en het bieden van passende ondersteuning centraal.
“Het gaat niet alleen om ziekte-entiteiten als ‘psychose’ of ‘depressie’”, legt Jan uit. “Het is geen ziekte op zichzelf, die losstaat van de persoon en zijn omgeving. Het gaat om een mens met zijn kwetsbaarheden, met omgevingsfactoren die samen kunnen leiden tot een psychische ontregeling.”
Volgens Jan ligt daar ook een belangrijke opdracht voor begeleiders, artsen VG en andere zorgprofessionals. “Je kunt veel betekenen door ondersteuning te bieden in die kwetsbaarheid en actief te kijken naar de invloed van de omgeving. Daarmee kun je soms voorkomen dat iemand ontregelt, of juist helpen om er weer uit te komen. Hier gaan we onder andere op in tijdens het congres.”
Schrijf je hier in voor het congres.