“Er leeft het idee: laten we het er maar niet over hebben, want dan vergeten ze het misschien.”
Trauma wordt bij mensen met een verstandelijke beperking vaak over het hoofd gezien. Dat kan komen doordat signalen verkeerd worden geïnterpreteerd of simpelweg niet worden herkend. Tijdens het congres Trauma bij mensen met een verstandelijke beperking deelt klinisch psycholoog en orthopedagoog Aafke Scharloo haar expertise over signalering, diagnostiek en trauma-sensitieve begeleiding. In dit interview vertelt ze waarom dit onderwerp haar al haar hele carrière bezighoudt en wat zorgprofessionals écht moeten weten.
“In mijn eerste werkweek had ik al een cliënt met een traumageschiedenis”
Aafke Scharloo werkt als klinisch psycholoog en orthopedagoog met specialisatie in trauma, seksueel misbruik en kindermishandeling. Al vroeg in haar loopbaan kreeg ze te maken met trauma bij mensen met een verstandelijke beperking. “In mijn allereerste week als orthopedagoog had ik een casus waarin een begeleider meerdere cliënten had misbruikt. Toen merkte ik: ik weet hier veel te weinig van. In de opleiding leer je nauwelijks iets over trauma bij mensen met een verstandelijke beperking.”
Die ervaring liet haar niet meer los. “Je ziet hoeveel mensen met een verstandelijke beperking nare ervaringen hebben meegemaakt. Seksueel misbruik, verwaarlozing, medische trauma’s. Maar ook het opgroeien met een beperking is niet niks: je merkt dat je anders bent, je broertjes of zusjes ontwikkelen zich sneller. Je krijgt voortdurend te horen wat je allemaal niet kunt. Dat doet iets met je. In het vakgebied is daar nog veel te weinig aandacht voor.”
Mythe over trauma en mensen met een verstandelijke beperking
Een belangrijk obstakel in de hulpverlening is volgens Aafke de zogeheten diagnostic overshadowing: “Zorgprofessionals schrijven traumakenmerken vaak toe aan de beperking, terwijl het gedrag ook een gevolg kan zijn van ingrijpende ervaringen. Je mist belangrijke signalen als je de voorgeschiedenis van iemand niet kent.”
Daarnaast bestaan er volgens haar hardnekkige mythes over trauma bij mensen met een verstandelijke beperking. “Eén daarvan is dat hun beperking hen zou beschermen tegen trauma. Net zoals we vroeger dachten dat baby’s nog niks zouden meekrijgen van nare ervaringen. Inmiddels weten we beter.”
Een andere hardnekkige aanname is dat je het onderwerp beter kunt vermijden. “Er leeft het idee: laten we het er maar niet over hebben, want dan vergeten ze het misschien. Of: we willen je niet overstuur maken. Maar wat er dan gebeurt, is dat de omgeving zwijgt. En dat is ontzettend eenzaam voor degene die iets heftigs heeft meegemaakt.”
Hoe herken je trauma dan wél?
Volgens Aafke begint het met goede scholing, zodat zorgprofessionals beter weten waar ze op moeten letten.
Ze noemt het belang van het inlezen in het dossier. “Ik verbaas me er regelmatig over hoe weinig hulpverleners soms weten over de geschiedenis van een cliënt. Terwijl dat juist cruciale informatie oplevert. Een rode vlag is bijvoorbeeld: op jonge leeftijd uit huis geplaatst. Dat gebeurt nooit zomaar. Wat zat daarachter? Wat heeft iemand in die vroege periode meegemaakt?”
Ook het gesprek met ouders en verwanten is essentieel. “Veel hulpverleners vinden het spannend om te vragen naar bijvoorbeeld hechtingsproblemen of moeilijke thuissituaties. Maar ouders praten daar meestal graag over, juist omdat ze zich zorgen maken over hun kind. Misschien had een moeder een postnatale depressie, of was er sprake van een ingewikkelde scheiding. Dat soort gebeurtenissen zijn belangrijk om mee te nemen in je beeldvorming.”
“Therapie werkt alleen als de omgeving meebeweegt”
Hoewel de inhoud van traumabehandeling in de basis vergelijkbaar is met die voor mensen zonder verstandelijke beperking, vraagt de uitvoering om iets anders. “Deze doelgroep is vaak sterk afhankelijk van hun omgeving. Alleen in de behandelkamer werken is dus niet genoeg”, benadrukt Aafke. “Wat je vaak ziet, is dat iemand bijvoorbeeld in de therapie leert om zichzelf te kalmeren met ademhalingsoefeningen of ontspanning. In de kamer lukt dat goed, maar thuis komen ze niet op het idee om dit toe te passen.”
Daarom is de betrokkenheid van begeleiders en ouders onmisbaar. “Zij moeten mee leren, en trauma-sensitief leren begeleiden. Dat betekent: samen oefenen, een zetje geven op het juiste moment. Stel je voor: iemand is gespannen thuis, je ziet het gebeuren. Dan kun je zeggen: ‘Zullen we samen even die oefening doen?’ Als de omgeving het ondersteunt, wordt de stap naar zelfstandig toepassen kleiner.”
De ‘transfer’ van therapie naar het dagelijks leven is bij deze groep kwetsbaar. “Wat in de behandelkamer werkt, moet thuis ook functioneren. En daar kun je als professional een brug in slaan; door het netwerk mee te nemen in de behandeling en tools aan te reiken waarmee zij de cliënt kunnen helpen.”
Hoop voor de toekomst
Aafke hoopt dat er over vijf jaar meer structurele aandacht is voor trauma in de opleidingen en in de praktijk. “Zorgprofessionals moeten leren om trauma uit te sluiten voordat ze andere diagnoses stellen. Nu krijgt iemand al snel een label, terwijl het gedrag misschien een reactie is op trauma.”
Ook de beeldvorming moet volgens haar veranderen. “We hebben vaak een beeld van mensen met een verstandelijke beperking dat het zulke blije mensen zijn. Maar er zit ook een andere kant aan. Ze worden vaak buitengesloten en afgewezen. Die impact wordt onderschat.”
Over de nascholing
Tijdens het congres Trauma bij mensen met een verstandelijke beperking gaat Aafke dieper in op herkenning van trauma, diagnostiek, taalgebruik in dossiers, en de rol van begeleiders. “We laten zien hoe groot het probleem is en wat jij kunt doen. Hoe je gesprekken voert, hoe je signalen serieus neemt en hoe je trauma-sensitief werkt.”
Het congres bestaat uit een plenair ochtendprogramma. In de middag kan je uit drie verdiepende sessies kiezen. Meer informatie en de inschrijflink vind je hier.